Schuilenburg
heeft in de loop der eeuwen heel wat te lijden gehad en met het slot ook zijn
omgeving.
Van
1112 tot 1123 voerde Bisschop Godewald van Utrecht samen het Hertog Lotharius
van Saksen en Bisschop Teodoricus van Munster oorlog met keizer Hendrik V van
Duitsland. De laatste had Schuilenburg* bezet. Door een schijnaanval op
Deventer verliet de keizer het kasteel en konden de hertog en de bisschoppen
het kasteel weer innemen. Op de terugweg naar Saksen bracht de hertog nog
versterkingen aan op het kasteel.
*
een schrijver in de Twentsche courant Tubantia van 29-07-1951 schrijft over
deze geschiedenis over “het sterke kasteel Schuilenburg aan de Regge”. Aan de
juistheid van deze geschiedbeschrijving wordt door anderen getwijfeld vanwege
de naamgeving. De naam ‘Schuilenburg’ komt zover bekend in die tijd niet voor
op deze locatie.
Het
buskruit was toen nog niet uitgevonden, dus oorlogvoeren gebeurde met de
bleijde (een groot soort katapult), de klimtoren, de stormram en handwapens.
Met name de eerste twee waren nogal logge machinerieën, die de aanvalssnelheid
zeer vertraagden. Ook de toestand van de wegen was erbarmelijk, met aan
weerszijden moerassen en venen, die een brede opmars onmogelijk maakten. De
paarden en de wagens vernielden de wegen en kwamen snel vast te zitten door het
gewicht. Het voetvolk ploeterde door de modder achter de ruiters aan.
Oorlogvoeren was dus een langdurige geschiedenis. Lange linten van soldaten
moeten in die tijden door het landschap zijn getrokken.
De
uitdrukking "Een uur gaans" betekent in onze tijd ongeveer 3,5
kilometer. Met volle bepakking met
harnassen, met paarden en wagens met proviand, oorlogstuig en materiaal voor de
bleijdes en klimtorens zal dat wel heel veel minder zijn geweest. Als de hertog
van Saksen uit het gebied in (oost) Duitsland kwam dat nu nog Saksen heet, dan
moest zijn leger te voet en te paard van hier naar het voormalige
Oost-Duitsland hebben gereisd, voorwaar een grootse prestatie. In het meest
gunstige geval was het het gebied dat nu Neder Saksen heet en dat tegen onze
noordoostgrens aan ligt. Dit laatste zou wel zo logisch zijn, ook gezien de
relatie met de bisschop van Munster die heerste over het gebied ten zuiden van
Nedersaksen. Maar van de andere kant; je weet het maar nooit, want men ging ook
te paard naar Frankrijk en Palestina.
Daarna
is er lange tijd weinig bekend van ongeregeldheden. Dit komt overeen met de
beschrijving van de verkoop van Ter Molen door Johan van der Molen, die
schrijft dat "het huis van ons en onze voorvaderen rustig en vredig
bezeten was". Gerekend met 3 generaties, dan is dat toch al gauw 120 jaar.
Toch moet het in het begin van de 13e eeuw onrustig zijn geweest, want op 5 mei
(!!!!!) 1257 wordt door graaf Otto van Gelre de vrede getekend met de bisschop
van Utrecht, Hendrik van Vianden. Dit vond plaats op Schuilenburg in Salland en
dat kan toch haast niets anders geweest zijn dan "ons" Schuilenburg.
De eerste reden is dat Almelo, Terborg en Neuenhaus (allen plaatsen met een
kasteel "Schuilenburg") niet in Salland lagen en ten tweede, omdat de
bisschop van Utrecht leenheer was van Schuilenburg. Dit laatste klopt weer met
het verhaal uit 1112-1123.
Het
blijft betrekkelijk rustig tot 1380. Vóór die tijd wordt er vanuit Schuilenburg
en de andere kastelen aan de Regge wel geroofd, gebrandschat en geplunderd,
maar het kasteel komt niet onder druk te staan.
In
1380 is bisschop Floris van Wevelinkhoven het geroof zat en trekt hij op tegen
de kastelen van de Reggelinie, om een eind te maken aan de rooftochten. Alleen
Schuilenburg wordt ontzien. Of de familie Van Sculenborg nu niet zo erg was en
daarom ontzien werd verteld het verhaal niet. Een jaar later treft het toch
hetzelfde lot, maar om een heel andere reden. In 1381 maakt de bisschop
Schuilenburg met de grond gelijk. Dit zal wel figuurlijk bedoeld zijn, want
muren van 80 centimeter dik sloop je niet zomaar, zeker als het later weer
opgebouwd wordt. Ook omdat er in de grachten evenredig gezien geen grote
hoeveelheden puin zijn gevonden.
Zo'n
40 jaar later moet het weer raak zijn geweest, want van 1423 tot 1431 voert
dezelfde bisschop van Utrecht oorlog met de bisschop Adolff van Diepholt over
het feit wie er nu de baas is. Symon van Sculenborg was toen maarschalk en
kapelaan van de bisschop van Utrecht. Het lijkt aannemelijk dat Schuilenburg
dan weer in de oorlog wordt betrokken, omdat het midden tussen Utrecht en
Diepholz ligt. Hierbij wordt aangenomen dat het hier bedoelde Diepholt,
hetzelfde is als het Duitse Diepholz.
Professor
Huizinga schrijft over die tijd:
"....
toen het arme volk, geteisterd door chronische oorlogen, uitgebuit door de adel
en ambtenaren, in gebrek en ellende zuchtte, toen in Sticht (Utrecht) en
Oversticht (Overijssel) jammerlijke verwoesting en onveiligheid heersten, toen
heel het platteland geplunderd, gebrandschat, mishandeld werd door krijgsbenden
van vriend en vijand."
Daarna
wordt er zo'n 100 jaar niets vermeld, maar rustig zal het wel niet geweest
zijn.
In
1525 wordt de volgende vermelding gemaakt van oorlog. Keizer Karel V voert
oorlog met Karel van Gelre. Deze verovert dan Schuilenburg. De oorlog duurt
zo'n drie jaar, want op 20 september 1528 geeft Karel van Gelre zich over. In
die drie jaar zal er wel veel gevochten zijn om Schuilenburg.
Dan
komt de beroemde 80-jarige oorlog die duurde van 1568 tot 1648.
De
oorlog gaat in het begin aan Oost-Nederland en dus ook aan Schuilenburg
voorbij. Tot 1580 waren de Spanjaarden heer en meeste in Salland en Twente. Dan
komen de Staatsen in opmars en veroveren Schuilenburg, want in 1585 wordt
melding gemaakt van de herovering van Schuilenburg door de Spanjaarden. In die
tussentijd was het ook geen pretje, want dan heerst Pruist, "De beul van
Delden". Een heerschap dat brutaal was en overal plunderde.
Vergeldingsacties van andere heren zullen wel niet uitgebleven zijn. Hij zetelt
tot 1584, wanneer hij door de Spanjaarden verdreven wordt en in Zwolle berecht
en onthoofd als straatrover. Dit laatste zegt genoeg over dit heerschap (zie site M.
Tettero).
Bij
de verovering vallen veel doden, want er wordt melding gemaakt van 28 doden,
allen vrouwen en kinderen. Het aantal gesneuvelde mannen zal wel meer geweest
zijn, maar geschiedkundig niet zo interessant, want dat was
"normaal". Voor Pruist gaat, steekt hij Schuilenburg in brandt.
De
Spanjaarden herstellen Schuilenburg en in 1592 wordt het heroverd op Verdugo,
die het wel wilde overgeven, maar dan moest het afgebroken worden. Dat wilden
de Staatsen niet, dus werd het vechten. De Staatsen wonnen, maar in 1606 nemen
de Spanjaarden onder leiding van Spinola Schuilenburg weer in. In 1619 begint
het 12-jarige bestand. Wanneer de Spanjaarden verdwenen zijn is niet bekend,
maar in 1629 was het lot van Twente bezegeld en bleef het Staats.
Schuilenburg
heeft veel te lijden gehad, want in 1648 (het einde van de 80-jarige oorlog)
wordt het beschreven als: "out, slegt en bouvallig".
In
1665 is het de bisschop van Munster die zijn opwachting maakt. Hij plundert
Drenthe en Overijssel. Hij wilde de rooms-katholieke kerk herstellen. Hij kreeg
de bijnaam "Berend de Kaodeef
(koeiendief ???). In 1667 sloot hij vrede, omdat hij niet sterk genoeg was. In
1672 komt hij weer terug, met hulp van anderen, zoals de Keurvorst van Keulen.
Hij verovert Overijssel en Drenthe, maar vindt zijn gelijke in Groningen. Bij
deze veroveringen gebruikte hij zeker de Twentseweg. Hij had toen de
beschikking over kanonnen, die hem de nieuwe bijnaam "Bommen-Berend"
opleverden. Dat die kanonnen reusachtig zijn geweest getuigen de recent in de
gracht gevonden kogels van 13 kilo, ter grote van een handbal.
In
1674 wordt de vrede getekend.
Laat
uw verbeelding de rest doen en haal de beelden van films en series over die
tijd op uw netvlies.
Dat
wat u dan ziet gebeurde ook hier bij Schuilenburg in het vredige Reggedal.
Ziet u het voor U?!?!?!?!!?!?
Ga
door met Het bewonersoverzicht
Ga
terug naar Home